Ga naar Zelfstandige naamwoorden, Voorzetsels, Werkwoorden, Vragen, Oefening


Les 2

Vocabulaire

 

Zelfstandige naamwoorden 2

In het Nederlands, Engels, Duits, Frans e.d. wordt de bepaalde vorm van een werkwoord aangegeven met een bepaald lidwoord. De bepaalde vorm van het woord tafel wordt bijvoorbeeld verkregen door de toe te voegen: de tafel, Engels - the table, German - der Tisch, French - la table enz.

In het Zweeds wordt de bepaalde vorm gemaakt door het toevoegen van een suffix (achtervoegsel) aan het zelfstandige naamwoord. De achtervoegsels zijn -(e)n voor niet-onzijdige en -(e)t voor onzijdige woorden. De e vervalt vaak als het werkwoord op een klinker eindigt.

Voorbeeld:

    ZN onbep. vorm bep. vorm
    boek en bok boken
    meisje en flicka flickan
    jongen en pojke pojken
    roos en ros rosen
    huis ett hus huset
    tafel bord bordet
    oog öga ögat

 

  • Zoals u ziet, vervalt de e als het zelfstandige naamwoord op een klinker eindigt. Hetzelfde geldt voor niet-onzijdige woorden met een onbeklemtoonde -r of -l.

Voorbeeld:

    en 'djungel - djungeln (oerwoud)
    en 'doktor - doktorn

  • Enkele onzijdige woorden die op -er or -el eindigen, verliezen de e voor de r of t.

Voorbeeld:

    ett 'fönster - fönstret
    ett 'kapitel - kapitlet (hoofdstuk)

  • Bij sommige woorden wordt de laatste medeklinker verdubbeld om de uitspraak te behouden.

Voorbeeld:

    ett rum - rummet

Ik zal de volledige vorm geven van afwijkende zelfstandige naamwoorden.


Uitspraak

Zelfstandige naamwoorden behouden normaliter hun klemtoon in de bepaalde vorm.

Voorbeeld:

    *flicka - *flickan
    ho'tell - ho'tellet
    'bok - 'boken

Nog enkele zelfstandige naamwoorden

 

 Enkele voorzetsels

 

Nog enkele werkwoorden

 

Vragen stellen

In het Zweeds wordt - net als in het Nederlands - de woordvolgorde omgekeerd in de vragende vorm. Vaak wordt er ook een vragend voornaamwoord of een vragend bijwoord gebruikt.
 

Vraagwoorden

 

Voorbeelden:

    Varifrån är du? Waar kom je vandaan?
    Vad heter hon? Hoe heet zij?
    Vem är du? Wie ben jij?
    Vilka är de? Wie zijn zij?
    Var bor du? Waar woon jij?
    Vart går du? Waar ga je heen?
    Varför gör vi så? Waarom doen we zo?
    Vilket land bor ni i? In welk land wonen jullie?
    Vilken stad bor ni i? In welke stad wonen jullie?
    Köper du bollen? Koop je de bal?

 

 Oefening - Vertaal de volgende zinnen in het Zweeds

    Kom (vert.:ben) jij uit Zweden?
    Houdt hij van eten?
    Waar staat (vert.: ligt) het huis?
    Hoe ga ik naar het station?
    Is er hier een winkel?
    Ik kom uit Nederland. (Holland;Nederländerna)

    Klik hier voor de antwoorden


Terug naar het lesmenu, of Naar boven , of Ga naar les 3


Any opinions, comments, corrections are welcome to this address:

Last updated the 27th of March

Copyright Björn Engdahl 2008